Het was bijna hartje winter toen er een fietsstoeltje voorop mijn fiets werd bevestigd. Sarah was oud en sterk genoeg om een ritje op de fiets te maken en ik zou haar binnen niet al te lange tijd zelf moeten brengen en halen van het kinderdagverblijf. Maar dat fietsen ging niet zonder slag of stoot…
Mijn conditie is een ‘stukje’ slechter dan vroeger nadat ik ziek werd en ook mijn lijf is sneller vermoeid na inspanning. Mijn eigen fiets ruilde ik dan ook in voor de oude elektrische fiets van mijn moeder. Op standje 3 sjeesde ik langs alle huizen en haalde ik zelfs de topsporters in. De fiets was ideaal en gaf mij letterlijk een duwtje in de rug, maar was minder geschikt voor een stoeltje voorop.
Het is en blijft namelijk een gewone fiets en geen speciale mama-fiets. Geen lage instap, geen sterk standaard. Het stoeltje werd door de fietsenmaker bevestigd en paste precies. Het was alleen nog de vraag of ik er zelf nog wel bij kon, maar dit vond ik minder belangrijk.
Ik moest en zou fietsen met mijn kind voorop. Samen de wind trotseren en samen alles en iedereen inhalen. Kleine disclaimer: ik race niet met een kind op de fiets 30 kilometer per uur met mijn elektrische fiets. Iets met bij wijze van spreken.
Dus daar ging ik, klaar om de wereld te laten zien dat ik een kind had. De fietsenmaker was nog maar net klaar of ik mocht een ritje maken. Hup, op de fiets. Maar ik kwam erachter dat ik er niet meer één twee drie op kwam. Ik moest mij tussen het zitje en mijn zadel wurmen met mijn cup D en voelde de blauwe plekken op mijn voorgeven verschijnen. ‘Eh dit wordt hem niet’ zei ik met mijn kiezen op elkaar. Mijn Jut en Jul waren zojuist op brute wijze geplet en dat deed zeer. En nu was het fietsstoeltje zelfs nog leeg. Hoe moet dit goedkomen?
Mijn zadel werd op de allerlaagste stand gezet zodat ik op mijn zadel kon zitten en weg kon fietsen. Mét een speciale manouvre door de trappers precies goed te zetten, met mijn rechtervoet boven en mijn linkervoet beneden. Een paar graden zou het verschil maken tussen onbezorgd wegrijden of een horizontale ramp. Na een paar keer proberen (en schelden van binnen) lukte het mij om vooruit te komen op de fiets. Ik reed het pad af op weg naar de rotonde en maakte een blijmoedig rondje.
Tot mijn gezicht vertrok en ik mij afvroeg hoe ik in vredesnaam weer van de fiets kwam zonder Jut en Jul opnieuw te pijnigen. Zonder te vallen en zonder met mijn kin op het fietsstoeltje te eindigen. Ik fietste stoer terug richting de stoep van de fietsenmaker en huppelde in één beweging van mijn fiets. Met een hartslag boven de 100. Maar ik was geland, godzijdank.
En toen kwam het moment dat ik Sarah weg moest brengen naar de opvang. Het is geen sport om een kind in een stoeltje te krijgen, wel om met kind en stoeltje te fietsen en zoveel mogelijk stoplichten te vermijden. Om te voorkomen dat ik van Cup D naar een platte cup A zou gaan reed ik vaak om. Heel ver om. Ik stippelde een route uit met zo min mogelijk stoplichten, zodat ik zo min mogelijk zou moeten afstappen én opstappen.
Indien er wel stoplichten waren probeerde ik met datzelfde (overigens lachwekkende) huppeltje op de grond te landen en zo snel mogelijk mijn trappers in de goede stand te zetten. Klaar voor de landing, klaar voor de start. Soms had ik tijd over en kon ik mijn hartslag terugbrengen naar 60, soms lukte het precies en soms….soms had ik pech en kon ik extra lang voor de stoplichten wachten. Dan was ik bezig met het juist zetten van mijn trappers terwijl het licht al groen was.
Hij werd groener en groener, ik roder en roder. ‘Klote trappers, werk nou mee’. De mensen achter mij fietsen luid zuchtend weg of probeerden een lachje te onderdrukken. Ik kon wel janken en moest vervolgens wachten tot ik weer mocht.
Maar daar bleef het niet bij: doordat de windscherm van het stoeltje steeds tegen de computer van de fiets aantikte brak het computertje af. En laat ik die nou net nodig hebben om vooruit te komen. Je raadt het al: de aandrijving van mijn fiets hield ermee op waardoor ik bijna helemaal niet meer wegkwam met de fiets. Loodzwaar een elektrische fiets die uit staat, vooral met kind voorop en een conditie van nul. Hoestend en proestend liep ik met Sarah in het stoeltje een paar kilometer naar huis. Ik vervloekte de fiets en het stoeltje. Was dit nou zogenaamd zo leuk?
Maar gelukkig: een aantal weken na mijn eerste lancering met blauwe voorgevel raakte ik steeds meer gewend aan het op- en afstappen met een stoeltje voor. Mijn landing was subliem en het opstappen ging zonder problemen. Toen kwam er al een volgend probleem: Sarah in het stoeltje wurmen en zorgen dat beide benen onder het stuur kwamen. Met een trappelende gierende dreumes is dat missie onmogelijk. Nadat ik een paar weken met een overbelaste schouder rondliep besloten we al voor een achterzitje te gaan. Probleem opgelost, ook van het fietsen zelf.
Hoewel het zo ontzettend veel scheelt in tillen en het fietsen een stuk makkelijker is, mis ik de gezelligheid wel. Een brabbelend en wijzend meisje voorop die regelmatig mijn hand vastpakte. Of even naar boven keek en mij met een schaterlach begroette. Nou doe ik het met gekriebel op mijn rug of een pak slaag op mijn achterwerk. Ach, het is allemaal leuk en het heeft allemaal zijn charme. En mama….die staat niet meer zo voor lul.
Volg je mij al op Facebook, Twitter, Instagram en Bloglovin?
Comments (1)
Hahaha! Sorry. Zie je al helemaal stuntelen .